Abstract Architecture #64
Lees het editoriaal
Om het met de woorden van architect Philippe Madec te zeggen, ‘Het is mogelijk om aan architectuur te doen zonder te bouwen, gewoon door materiaal te verplaatsen, net zoals het mogelijk is om te bouwen zonder aan architectuur te doen. Daarom moet architectuur gezien worden als vertroosting en niet als een constructie. Als we mens willen blijven in het leven, is het noodzakelijk te vertrouwen op architectuur. In dat vertrouwen, in die overgave wordt vertroosting tastbaar. Het verschil tussen een gebouw en architectuur is dus de welwillendheid.’
Architectuur is het stellen van vragen bij de situaties waarin ze wordt neergezet. De uitdaging is nog groter nu de ecologische, economische en gezondheidscrisis ons ertoe aanzet nog meer op zoek te gaan naar nabijheid bij onze omgeving, een omgeving als matrix voor een project dat de verschillende tijd- en ruimtelagen van een terrein verkent in de narratieve gelaagdheid van die ruimte. Hoe kan een voorstel ingepast worden in een gegeven terrein? Welke elementen van een redenering over de nood aan innovatie zijn specifiek voor een bepaald terrein en op welk moment gaat het om gelijkenissen tussen steden?
Iedere verwijzing naar ruimte vertrekt vanuit betekenissen die eigen zijn aan de verbeelding. Natuurlijk is er de uitdaging om rekening te houden met de omgeving, die een gesitueerde aanpak vraagt en uitgaat van een integratie van de ecologische voetafdruk van het project. Maar de evolutie van gevoeligheden speelt net als de projecten een rol in het uitwerken van een denkbeeld met het oog op het vinden van nieuwe manieren om met de ruimte om te gaan en om na te denken over specifieke architecturale innovaties. Want architectuur als culturele waarde en intellectueel product – wat veel verder gaat dan formele, structurele en functionele vraagstukken – komt steeds dichter bij voortdurend experimenteren.
De architectuur heeft, net als andere artistieke oeuvres, de kracht om de verbeelding van een plaats te laten spreken en wanneer die wordt gedeeld, zich in ons collectieve geheugen te nestelen. De verbeelding is een soort van tussenpersoon tussen het oeuvre en de omgeving, ze start als het ware een dialoog op: de plek inspireert en doet dienst als kader voor het oeuvre en omgekeerd geeft het oeuvre uiting aan de zin van de omgeving.
Nu alles wat we doen om terreinen aantrekkelijker te maken, gestuurd wordt door verenigingen die vooral hun imago willen oppoetsen en de identiteit opnieuw inkleuren, moet het proces dat architecturale waarde creëert, tussen kennis en indrukken, percepties en representaties, meer dan ooit afstand nemen van imago en bouwwerk en open staan voor de creatieve capaciteit. In die overgave wordt vertroosting tastbaar.
Nicolas Houyoux